Standpunten van de Belastingdienst over de eigen woning

Op de nieuwe site van de Kennisgroepen van de Belastingdienst worden sinds 30 maart 2023 antwoorden op vragen bij de uitvoering van de fiscale wetgeving opgenomen.[1]

Op de site is ook een elftal standpunten rond de eigen woning opgenomen. Via de zoekfunctie kan met de term KG:051 snel een overzicht worden gekregen van de tot dat moment gepubliceerde standpunten rond de eigen woning.

De noodzaak van de publicatie van deze standpunten geeft maar weer eens aan hoe ingewikkeld de hele eigenwoningregeling is. Naast de beantwoorde vragen zijn er nog tientallen (soortgelijke) vragen te stellen. Als deze allemaal zijn beantwoord, ontstaat er een bundel van een groot aantal KG:051-ers. Wie gaat allemaal bijhouden wat er in het verleden is gebeurd? Grotendeels ligt dat op het bordje van de belastingplichtige, omdat het hier gaat om een aftrekpost. De Belastingdienst bewaart het ook niet allemaal, dus langzamerhand gaat er bij dit soort gevallen steeds meer mis.

Twee aardige vragen (met antwoorden) bespreek ik hierna (een voor de inkomstenbelasting en een voor de overdrachtsbelasting).

KG:051:2022:6 Eigenwoningschuld en gevolgen beleggingsactiviteiten in box 3

Belastingplichtige is een schuld aangegaan ter verwerving van de eigen woning. Op het moment van aangaan staat de schuld dus in causaal verband met de verwerving van de eigen woning (de bron) en is daarmee een eigenwoningschuld.

Vervolgens gaat hij beleggen (in box 3) en stelt dat hij de oorspronkelijke eigenwoningschuld inmiddels voor deze beleggingsactiviteiten gebruikt. De schuld is daarmee overgegaan naar box 3.

Dit standpunt is onjuist. In deze casus is geen sprake van een gewijzigde omstandigheid die ertoe leidt dat op het historisch bepaalde karakter van de schuld moet worden teruggekomen. Het bezit (de eigen woning) dat met de schuld is gefinancierd, is namelijk hetzelfde gebleven.

De gedachte van belanghebbende is begrijpelijk, want hij (en nog vele anderen) zal de schuld in sommige gevallen liever in box 3 hebben (tegen het ‘aftrektarief’ van 2.57% (na drempel) dan in box 1. Op deze manier kan dat dus niet.

Wat hij had moeten doen is eerst de eigenwoningschuld met eigen middelen aflossen en daarna voor de beleggingen een nieuwe schuld aangaan.

KG:052:2023:4 Toepassing tarief overdrachtsbelasting bij verhuur onzelfstandige woonruimte in woning

Een natuurlijk persoon koopt een woning/hoofdverblijf (120 m2) Hij wil één kamer gaan verhuren (15 m2) Er is geen eigen entree, keuken, toilet en wasruimte (verhuur van niet zelfstandige woonruimte , art. 7:233 Burgerlijk Wetboek). Het gebruik van de entree, keuken, toilet en wasruimte wordt dan ook gedeeld (totaal 30 m2).

De Kennisgroep overdrachtsbelasting is van mening dat de gemeenschappelijke ruimtes zelf door de verkrijger van de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf worden gebruikt en derhalve geheel toegerekend kunnen worden aan dat deel van de woning dat de verkrijger als hoofdverblijf gebruikt. Het feit dat de gemeenschappelijke ruimte(s) ook door de huurder(s) kan/kunnen worden gebruikt, doet daar niet aan af.

Dit betekent dat de woning voor 87,5% (105/120) anders dan tijdelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt en dat, afhankelijk van de situatie, de startersvrijstelling of het verlaagd tarief van 2% op dat deel van de woning van toepassing is (art. 14, tweede lid, WBR).

Was het percentage geen 87,5%, maar 90% of meer geweest, dan was voor de hele woning het verlaagde tarief van toepassing.


[1]https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/?utm_source=mailpoet&utm_medium=email&utm_campaign=newsletter-post-title_1